Op 7 februari 2019 bracht Straatvinken aan de Universiteit Antwerpen een groep verkeersspecialisten samen om de aanpak en de dataset van Straatvinken door te lichten. Daarnaast dacht deze expertengroep op het symposium na over bijkomende toepassingen voor de unieke dataset van Straatvinken en samenwerking met andere lopende initiatieven van de overheid en andere actoren.
We konden rekenen op de interesse van afgevaardigden van studiebureaus, diverse overheden, mobiliteitsorganisaties evenals wetenschappers. Het werd een leerrijke middag waarbij de experten in een open sfeer kritisch reflecteerden over ons burgeronderzoek. De experten bevestigden het nut van Straatvinken en de nadruk die gelegd wordt op het straatniveau. Voorts deden ze suggesties om de aanpak nog te versterken.
Wat meet Straatvinken eigenlijk?
In het burgerwetenschapsproject Straatvinken tellen burgers jaarlijks gedurende één uur het verkeer in hun straat. Vanaf 2019 onderzoeken ze daarnaast ook hun eigen straat vanuit het concept verkeersleefbaarheid. Dat levert twee soorten informatie op:
- Een rijkdom aan verkeersinformatie over honderden straten, zowel drukke als meer rustige straten, in stadscentra en daarbuiten.
- Trends in de evolutie van de verkeersleefbaarheid in straten, zowel met cijfermateriaal over de inrichting van de straat als de betrokkenheid en bezorgdheden van burgers op het vlak van verkeer.
Met die gegevens krijgen wetenschappers meer inzicht in waarom er bijvoorbeeld in de ene straat meer voetgangers zijn, terwijl in een andere straat auto’s domineren. Uit gesprekken met burgers, experten en praktijkdeskundigen leerden we bovendien dat de Straatvinken-dataset, verder aangevuld met onderzoek naar de beleving van straten , ook inzichten kan aanleveren over andere belangrijke maatschappelijke vraagstukken, zoals de verkeersleefbaarheid.
Wat leren we uit het expertensymposium?
Straatvinken werd opgestart naar aanleiding van de in het Toekomstverbond opgenomen doelstelling om te evolueren van een modal split 70/30 (70% verplaatsingen met auto’s en vrachtwagens, versus 30% te voet, met de fiets of het openbaar vervoer), naar een 50/50-verhouding. Die evolutie zou ook zichtbaar moeten zijn in de straten. Het gaat immers niet om een abstract cijfer, maar wel om wat mensen ervaren. Straatvinken gaat dus vooral over de verkeersleefbaarheid van straten. Een centrale vraag is in welke mate druk verkeer straten minder leefbaar maakt, maar ook hoe bijvoorbeeld voetgangers bijdragen aan het levendige karakter van straten.
Ook de kwaliteit van de door burgerwetenschappers verzamelde gegevens kwam op het symposium aan bod. De interesse is groot om voort in te zetten op het vergelijken van de gegevens van Straatvinken met andere tellingen die gebeuren met tellussen, telslangen en beeldherkenning. Zo komen we niet alleen meer te weten over de betrouwbaarheid van de tellingen van Straatvinken, maar ook over die van andere telmethodes. Terwijl de eerste analyses uitwijzen dat de gegevens van Straatvinken geschikt zijn om het verkeersprofiel van straten in te schatten, werd ook de vraag opgeworpen of de betrouwbaarheid voor elke individuele getelde straat ingeschat kan worden. Voorts bespraken de experten de datastructuur, wat nodig is om te garanderen dat de telresultaten ook door andere instanties gebruikt kunnen worden. De benodigde informatie hangt af van de toepassing.
En nu?
Nog een rist andere thema’s kwam aan bod. Het was daarbij ook interessant om te zien dat de vragen en suggesties van experten sterk overeenkomen met de opmerkingen en suggesties van burgers. Een reden te meer om te blijven inzetten op burgerwetenschap. Wij gaan alvast aan de slag met de nuttige bijdragen van experten en burgers om de volgende edities nog sterker te maken.